Poppen: Agent Snorremans, Katrijn, Barendje Boef, Bakker Boterbast.
Decor: Straat
Spullen: Garde, gebakdoos

Agent Snorremans loopt te ijsberen. Hij praat wat met de kinderen over “ijsberen” en wat dat is. Hij heeft niets te doen, alles is onder controle, bonnen zijn geschreven, boeven achter de tralies.

Dan komt Katrijn helemaal overstuur langs: er was een overval bij Bakker Boterbast! Agent Snorremans sust Katrijn, gaan samen af.

Barendje Boef komt op, vermomd als bakker. Hij denkt dat niemand hem herkent . Af.

Bakker Boterbast komt op, boos en verdrietig doet hij verslag. Dus die Barendje Boef denkt dat hij nu bakker is, nou er is maar één bakker in deze poppenkast! En dat ben ik! Katrijn komt er bij; zegt dat ze alles tegen agent Snorremans heeft verteld. Samen naar huis; een kopje thee voor de schrik!

Agent Snorremans: Nu hoeft hij zich niet meer te vervelen. Een boef ontsnapt, nog een gevaarlijke ook! En die boef denkt dat hij een echte bakker is. Nou, zullen we hem even roepen: Bakker Barendje! En ja hoor, daar verschijnt Bakker Barendje. Maar als hij de agent ziet wil hij weer wegrennen. Het wordt een heuse achtervolging, de agent wint. Barendje Boef achter de tralies. Agent Snorremans brengt alle spullen van de bakker weer terug.

De bakker is natuurlijk erg blij en samen gaan ze met wat appelbollen in een doos naar Katrijntje om de goede afloop te vieren.